Het waterpeil reguleren


Als het veel en hard regent, lopen sloten en vaarten snel vol. Als we niets doen, kunnen ze overstromen. Dat zorgt voor wateroverlast. Daarom houden we de waterstand continu in de gaten en reguleren we het waterpeil.

Waterstand aanpassen

Via de Centrale Regelkamer in Delft hebben we digitaal overzicht van de waterstand op honderden plekken in ons gebied. Met een druk op de knop kunnen we de waterstanden aanpassen. Veel gaat automatisch, maar onze medewerkers maken dagelijks een ronde door de polders. Zij controleren het waterpeil en checken of er geen vuil in de pompen van de gemalen terechtkomt. Ook gaan zij op pad als ergens klachten zijn, bijvoorbeeld als het waterpeil ergens te laag of te hoog is.

Gemalen en stuwen

Het waterpeil in een gebied wordt op de juiste hoogte gehouden door een combinatie van stuwen, 200 poldergemalen en 6 boezemgemalen. Als het waterpeil in een gebied te hoog is, stroomt er water over een stuw naar het aangrenzende gebied. Of het water wordt door een gemaal weggepompt. Als het waterpeil te laag is, bijvoorbeeld als het lange tijd niet heeft geregend, pompt het gemaal extra water naar het gebied.

Water afvoeren

Om het waterpeil aan te passen gebruiken we ons boezemstelsel, dat door ons hele gebied loopt. De belangrijkste functie van dit stelsel is het afvoeren van water. Het stelsel bestaat uit grote vaarten en kanalen, zoals de Schie in Delft, de Vliet in Voorburg en de Gaag in Schipluiden. De vaarten zijn met elkaar verbonden en staan op een vast waterpeil van 43 centimeter onder NAP. Dit noemen we het boezempeil.

Invloed van weersomstandigheden

Het weer speelt een belangrijke rol in ons werk. De Centrale Regelkamer staat 24 uur per dag in contact met Meteogroup voor de weersverwachtingen. Zo weten we op tijd wanneer er hevige regen op komst is. Wij zetten dan de gemalen alvast aan. Als we veel regen verwachten, laten we de waterstand alvast zakken. We gebruiken daarvoor het neerslagprotocol: onze richtlijnen wat we doen bij welke waterstand.

Bekijk het neerslagprotocol

Maatwerk in de polder

Soms valt op de ene plek meer regen dan op de andere, of blijft het lange tijd regenen. Dan kan de grond niet meer zoveel regen opnemen en stroomt het water sneller de sloot in. Het neerslagprotocol is dan niet voldoende en dan zetten we gemalen aan. Per polder besluiten we welke gemalen we aanzetten, afhankelijk van de situatie en onze ervaring. Er zijn bijvoorbeeld ‘aandachtspolders’: polders met grotere kans op wateroverlast. Als we veel regen verwachten, wordt daar de waterstand eerder verlaagd dan in andere polders.

Water tijdelijk ergens opslaan

Onze gemalen kunnen water wegpompen, maar soms is er meer nodig. Uit voorzorg kunnen we onze sloten en vaarten breder maken. Zo kan er meer water in. Ook kunnen we het water tijdelijk ergens opslaan. Dat kan in een waterberging. Daarvan hebben we er meerdere in ons gebied. Een waterberging kan een meertje zijn waarin extra water kan worden opgevangen. Maar het kan ook een weiland zijn waar we van tevoren dijkjes omheen hebben gebouwd. Zo’n weiland kan dan onder water komen te staan als dat nodig is.