Eeuw tot Eeuw
‘Alleen als we samenwerken, kunnen we onze dijken onderhouden. En onze polders beschermen tegen overstromingen’. Zoiets moeten de mensen in ons gebied in de dertiende eeuw al gedacht hebben. Ze woonden zevenhonderd jaar geleden nog in een moerasachtige omgeving, die regelmatig onder water stond. Uit noodzaak ontstonden kleine waterschapjes die samen verantwoordelijk waren voor het afvoeren van water. Dat gebeurde via sluizen in de Maasdijk: die belangrijke kering beschermde bewoners toen nog tegen het water uit de Maas en uit de zee.
Officieel begin
Uiteindelijk werden ‘De Geestambachten’ ten westen van Delft en ‘De Zeven Ambachten’ ten oosten van Delft samengevoegd. Zo ontstond op 8 september 1289 het Hoogheemraadschap van Delfland. Op die dag tekende graaf Floris V de oorkonde die we beschouwen als het officiële begin van ‘ons’ waterschap. Onze taken, vanaf dat moment: het schouwen van waterwerken, het spreken van recht in waterstaatsaangelegenheden en het vaststellen van keuren. In zo’n keur stonden de regels die we hanteerden bij de bescherming van waterkeringen, watergangen en gemalen.
Zorg voor water
Zo ontstond een bestuursvorm die in de 21ste eeuw nog steeds de zorg heeft voor het water in ons gebied. En… dat zorgen voor water doen wij nog altijd samen, ook dat veranderde in 735 jaar niet. Met bewoners, gemeenten, bedrijven en een heleboel andere partijen houden we Delfland nog altijd bewoonbaar. Precies zoals onze voorouders in de dertiende eeuw ook al deden.
‘Nu we officieel het Hoogheemraadschap van Delfland mogen besturen, moeten we dat ook goed doen’. Dat moeten onze heemraden (die later in de veertiende eeuw hoogheemraden zouden gaan heten) rond 1400 gedacht hebben. Dus gingen ze aan de slag met het opstellen van regels (keuren, in waterschapstaal), zagen ze toe dat die werden nageleefd en dat overtreders werden gestraft. Ook voerden de eerste hoogheemraden inspecties aan waterwerken uit en gaven ze opdracht om dijken te bouwen of te herstellen.
Middeleeuws besturen
Klinkt erg professioneel allemaal, maar dat ‘goed besturen’ ging nog wel op z’n middeleeuws en niet zo democratisch: zevenhonderd jaar geleden werd ons bestuur gevormd door lieden van gegoede komaf, die tot in de zestiende eeuw zelf nieuwe bestuursleden kozen. Mensen zonder land, kleine boeren en pachters mochten zich niet bemoeien met het waterschapsbestuur.
Steeds meer invloed
In de eeuwen die volgden, kregen bewoners van het gebied dat Delfland beheert (ingezetenen, in waterschapstaal) steeds een beetje meer invloed op het waterschap. Eerst via een systeem van indirecte verkiezingen: grondeigenaren, huiseigenaren, gemeenteraden en het bedrijfsleven mochten toen de algemeen bestuurders van een waterschap kiezen.
Direct stemmen
Nadat in 1992 de Waterschapswet werd ingevoerd, konden de bewoners van Delfland (en de bewoners van andere waterschappen in Nederland) in 1995 voor het eerst direct stemmen op de algemeen bestuurders van hun waterschap. Daarmee gaat het besturen van het Hoogheemraadschap van Delfland heel anders dan in eerste jaren dat het waterschap bestond.
Op de pagina's over ‘Ons bestuur’ lees je hoe ons waterschap tegenwoordig bestuurd wordt.
In 1408 reisden de hoogheemraden van Delfland naar Alkmaar om een nieuwe technische uitvinding te bekijken. Toen zij daar een van de eerste Nederlandse poldermolens in werking zagen, wisten ze meteen: ‘Dit moeten we ook hebben. Met zo’n molen kunnen we ein-de-lijk het teveel aan water uit onze laaggelegen polders wegpompen.’ Want dat was door maaivelddaling steeds moeilijker geworden in ons gebied.
Waterstand beheersen
Vijf jaar later, in 1413, stond onze eerste poldermolen in Schipluiden. De volgende molens in Delfland werden rond 1440 gebouwd langs de Schie en waren bedoeld om de ambachten Berkel, Pijnacker, Hof van Delft en Vrijenban te bemalen. In de loop van de vijftiende eeuw verschenen nog meer molens in ons landschap. Als het waaide, maalden de schepraden of vijzels van de molens het overtollige water omhoog, de polder uit, richting een hoger gelegen rivier of kanaal. Zo konden we voor het eerst de waterstand in ons gebied beïnvloeden.
Water vasthouden
Molens bleven honderden jaren lang het belangrijkste hulpmiddel om onze polders droog te malen, tot gemalen die taak vanaf de 19e eeuw overnamen. Tegenwoordig zetten we onze gemalen niet alleen in voor het afvoeren van water uit Delfland, maar juist ook voor het vasthouden van water in ons gebied. Dat wordt steeds belangrijker nu onze zomers door klimaatverandering steeds droger worden: in die periodes kunnen we dat extra water goed gebruiken. En de vertrouwde poldermolens die nu nog in Delfland staan? Die doen hun werk nog net zo goed als in de vijftiende eeuw.
‘We moeten on-mid-del-lijk aan de slag met het onderhoud van onze duinen!’. Die urgentie zullen onze voormalige collega's in 1515 zeker gevoeld hebben, nadat stormvloeden in 1509 en 1514 grote stukken van de zeewering wegsloegen bij Scheveningen, Ter Heijde en ’s-Gravenzande.
Stevig helmgras planten
Het onderhoudsplan dat snel daarna tot stand kwam, was simpel: we gingen de duinen verstevigen door jaarlijks een deel te beplanten met helmgras. Stevig spul met lange wortelstokken, dat tegen harde wind, stuivend zand en zout water kon en tot een meter per jaar groeide. Bovendien moesten houten beschoeiingen en kades de afslag van de duinen bij stormen verhinderen, bedachten we. Het resultaat? De stormvloeden van 1530 en 1552 veroorzaakten opnieuw grote schade aan onze zeewering. En de Allerheiligenvloed van 1570 verwoestte bijna heel Scheveningen.
Effectief stenen strandhoofd
Toch bleven we van eeuw tot eeuw helmgras planten om onze duinen steviger te maken. Daarnaast zochten we naar andere manieren om onze zeewering robuuster te maken. In 1791 bouwden we bijvoorbeeld voor het eerst een stenen strandhoofd. Dat stond dwars op de kust, ging ver de zee in en moest voorkomen dat zand bij hoog water wegstroomde naar diepe gedeelten. Het bleek een heel effectief middel om strandafslag tegen te gaan. Sinds dat jaar plaatsten we 68 hoofden langs de Delflandse kust. Bij Hoek van Holland zijn er inmiddels acht onder het zand verdwenen, maar onze duinen zijn steviger dan ooit.
Duinen voor zeespiegelstijging
Natuurlijk hebben we door de jaren heen ook nieuwe duinen aangelegd en het strand versterkt door er zand op te spuiten. Sinds 2011 kijken we met de zandmotor, voor de kust van Ter Heijde, of de natuur ook zelf voor kustversterking kan zorgen. Voor de toekomst denken al na hoe we ervoor kunnen zorgen dat onze duinen ook een eventuele zeespiegelstijging van vijf meter aan kunnen. Daar zetten we alle kennis voor in die we sinds de zestiende eeuw verzamelden.
‘De prachtige tuinen van mijn geliefde landgoed Honsholredijk wil ik regelmatig kunnen voorzien van vers, zoet Maaswater!’ Vanuit deze behoefte heeft Delfland in 1676 opdracht gegeven tot de bouw van de Oranjesluis in de Maasdijk. Op kosten van de eigenaar van het landgoed, Zijn Hoogheid Prins Willem III, stadhouder van Holland, later koning van Engeland.
Water proeven: zoet of zout?
Niet alleen voor de deftige tuinen en gaarden, ook voor de opkomende tuinbouw had men behoefte aan vers, zoet water. Om er zeker van te zijn dat er bij het openen van de sluis zoet Maaswater zou binnenstromen, moest bepaald worden op welke plek het zoute zeewater overging in zoet water. Zo gebeurde het dat de Hoogheemraden van Delfland in een roeibootje de Maas op gingen om hoogst persoonlijk ‘t water aan alle oorden te proeven.
De onderzoekers kwamen tot de slotsom dat het water tot voorbij het Amersgat zoet genoeg was voor de tuinen van Zijne Hoogheid Prins Willem III. Dit leidde tot de bouw van de Oranjesluis en een spuisluis bij het Amersgat: een kreek door het buitendijkse gebied van de Nieuwlandse polder en de Oranjepolder. Uiteindelijk bleek het water toch te zout en werd de Oranjesluis vanaf 1888 alleen nog maar gebruikt voor het afvoeren van water via de Oranjesluis naar de Nieuwe Waterweg.
Meer glas, sneller afvoeren
In de periode vlak na 1900 werd de moderne kas op grote schaal geïntroduceerd in het Westland. Al snel werd ongeveer driekwart van het tuinbouwgebied met kassen bedekt. Door de verharding van het gebied, kon regenwater op veel plekken niet de grond in zakken. Dus moest het water afgevoerd worden, dóór de krappe Oranjesluis. Een bottle-neck...
Delfland heeft de waterafvoer enorm verbeterd: door in 1965 boezemgemaal Westland te bouwen (met een huidige capaciteit van 1440 kuub per minuut) en door in 2005/2006 het Oranjekanaal te verbreden en de capaciteit van de Oranjesluis te vergroten. Hierdoor kan Delfland tegenwoordig 17.000 liter water per seconde uit het Westland afvoeren in plaats van 3.000!
“Een grote kaart waarop we alle dijken, polderkaden, sluizen, boezemkanalen, polderwatergangen, molens en bruggen in ons gebied kunnen zien. Wat zou het handig zijn om die te hebben,” mijmerde een commissie van hoogheemraden van Delfland in 1701. Nog datzelfde jaar gaven ze de gebroeders Jacob en Nicolaes Kruikius daarom de opdracht een grote kaart van ons beheergebied te maken.
Uiterst gedetailleerd kunstwerk
De broers, landmeters en tekenaars, gingen aan de slag. En na tien jaar van ambachtelijk meten en tekenen was ‘hun’ kaart van het ‘'t Hooge Heemraedschap van Delflant’ klaar. Ze presenteerden een kunstwerk bestaande uit 25 gegraveerde kaartbladen, met een totale afmeting van 230 x 280 cm, in een schaal van 1:10.000. De uiterst nauwkeurige én gedetailleerde Kruikiuskaart, gemaakt met de beperkte middelen van toen, overtrof daarmee alle andere waterschapskaarten die in de 17de en 18de eeuw in Nederland gemaakt werden.
Schat aan gegevens bewaard
We koesterden onze waardevolle kaart vervolgens van eeuw tot eeuw. Zo bewaarden we een schat aan gegevens over de indeling van ons beheergebied in de 18de eeuw. Via een interactieve kaart op onze website is de situatie van toen te vergelijken met die van nu. Wat opvalt: de hoofdstructuur van onze sloten, vaarten en waterkeringen is eigenlijk al honderden jaren nauwelijks veranderd.
Vanwege een verbouwing was de Kruikiuskaart een tijd lang gearchiveerd, maar sinds 2019 hangt het origineel weer in de Collegekamer van ons Gemeenlandshuis (ofwel: ons hoofdkantoor) in Delft.
“Zullen we de vooruitgang andermaal omarmen? En de trouwe windmolens in ons gebied vervangen door moderne stoomgemalen?” Over dat dilemma hebben onze bestuurders gedurende de 19e eeuw meermaals gesproken. Want zo’n stoommachine, de uitvinding waarmee ooit de industriële revolutie begon, had veel voordelen. Maar de bouw van zo’n apparaat was ook heel erg duur, vonden ze.
Geen wind maar stoom
Toch bouwde Delfland tussen 1864 en 1868 zijn eerste stoomgemaal: het Stoomgemaal Van der Goes, bij de Vijfsluizen in Schiedam. Niet veel later, zo rond 1875, stonden er al zeventien stoomgemalen in ons gebied. Voordeel daarvan: de polders met zo’n modern gemaal konden zodra de sluizen opengingen hun water de boezem in pompen. De polders met een windmolen moesten nog steeds wachten tot het ging waaien.
En hoewel we voorzichtig waren met veel geld uitgeven, bouwden we van eeuw tot eeuw meer én andere gemalen. Na de stoomgemalen stapten we over op diesel- en elektrische gemalen. Deze konden nog meer water wegmalen en waren eenvoudiger qua bediening.
Nieuwe, onzichtbare gemalen
Om de waterhuishouding in ons gebied optimaal te blijven managen, vernieuwden we in de loop van de 20ste en 21ste eeuw onze bestaande gemalen. Ook bouwden we een heleboel nieuwe exemplaren die bijna onzichtbaar zijn in ons landschap. Tegenwoordig beheren we ‘ons’ water met 8 boezemgemalen en 170 poldergemalen.
Hebben we daarmee alle trouwe windmolens in ons gebied vervangen? Niet volledig. We hebben nog steeds 2 ‘oude’ exemplaren die mee kunnen helpen om overtollig water in de boezem te pompen.
Afvalwater zuiveren. Dat werd pas na 1970 een officiële opdracht van Delfland. Eerder in de 20ste eeuw was dat nog de taak van gemeenten. En in de eeuwen voor 1900 loosden inwoners en fabrieken hun behoeftes, etensresten en andere rommel ‘gewoon’ direct op het water. Dat daardoor behoorlijk vervuild was. En erg stonk.
Water schoonmaken met ambities
‘Nu we het afvalwater mogen gaan schoonmaken, gaan we dat ook serieus aanpakken. Zoals we dat van eeuw tot eeuw ook met al onze andere taken doen.’ Met die uitgesproken ambitie nam Delfland in de jaren zeventig van de vorige eeuw de afvalwaterzuiveringsinstallaties en rioolgemalen van de gemeenten in ons gebied over. En bouwden we een installatie in Vlaardingen: AWZI de Groote Lucht.
Zuiveren voor 1,25 miljoen inwoners
In de jaren die volgden, verbeterden we onze zuiveringsprocessen voortdurend. Met alle opgedane kennis bouwden we begin deze eeuw de afwaterzuiveringsinstallatie Harnaschpolder, in Den Hoorn: dat is nog altijd een van de grootste AWZI's van Europa. Anno nu maken we op onze vier zuiveringen dagelijks het afvalwater schoon van onze 1,25 miljoen inwoners én de 40.000 bedrijven die in ons gebied gevestigd zijn.
735 jaar waterschapkennis in een project
Omdat het aantal inwoners en bedrijven in Delfland blijft groeien, en omdat de AWZI de Groote Lucht al veertig jaar oud is, werken we in Vlaardingen aan een nieuwe afvalwaterzuivering. In dat project komt 735 jaar van onze waterschapkennis en -ervaring samen. Het stelt ons in staat om een hypermoderne zuivering te bouwen die tot in de verre toekomst het afvalwater schoner zal maken dan ooit.
‘Stemmen op het bestuur van ons waterschap? Nope, dat kan niet,’ luidde tussen 1289 en 1992 steevast ons antwoord op die vraag. Pas daarna maakte de Waterschapswet (uit 1992) de eerste directe waterschapsverkiezingen mogelijk. Vanaf 1995 mochten onze ingezetenen (waterschapstaal voor ‘inwoners’) het grootste deel van ons algemeen bestuur kiezen. En dat kleine deel? Dat waren ‘geborgde zetels’ (waterschapstaal voor ‘vaste’) voor de agrarische sector, bedrijven en beheerders van natuurterreinen.
Ontwikkeling van de waterschapsverkiezingen
Tussen 1995 en 2004 organiseerden we (net als alle andere waterschappen) zelf onze verkiezingen, op een moment dat ons het beste uitkwam. Er deden nog geen politieke partijen mee: inwoners stemden op onafhankelijke kandidaten. En de opkomst? Die was altijd teleurstellend laag.
Dat kon beter, vond ‘iedereen’. Om meer stemmers te trekken, werd daarom besloten de verkiezingen voor alle waterschapsbesturen vanaf 2008 op hetzelfde moment te houden. Verder werden (landelijke) politieke (water)partijen uitgenodigd om mee te doen.
Omdat het nóg beter kon, werd in 2014 besloten om de waterschapsverkiezingen via de Kieswet te regelen en ze voortaan op dezelfde dag als de verkiezingen voor de Provinciale Staten te houden. Dat zorgde in 2015 voor een veel hogere opkomst (43,58%) dan in 2008 (22,68%)
Verandering van ons algemeen bestuur
Niet alleen de opzet van de waterschapsverkiezingen ontwikkelde de afgelopen decennia, ook de samenstelling van ons algemeen bestuur veranderde. Het aantal geborgde zetels voor de agrarische sector en beheerders van natuurterreinen is in 2023 bijvoorbeeld verkleind. En bedrijven hebben sindsdien helemaal geen vaste zetels meer.
Verschil algemeen en dagelijks bestuur
Ons algemeen bestuur bestaat anno nu uit dertig bestuursleden van verschillende politieke partijen en groeperingen. Het algemeen bestuur stelt het beleid van het waterschap vast en controleert of het dagelijks bestuur dat beleid goed uitvoert.
Het dagelijks bestuur van een waterschap bestaat uit onze dijkgraaf, vier hoogheemraden en onze secretaris-directeur. Het dagelijks bestuur wordt samengesteld uit het algemeen bestuur en is verantwoordelijk voor de voorbereiding en uitvoering van het beleid van het waterschap.
Op de pagina’s over ‘Ons bestuur’ lees je meer over meer over ons algemeen bestuur en ons dagelijks bestuur.
"Hoe we checken of er bestrijdingsmiddelen in ons oppervlaktewater zitten? Gewoon, met watervlooien." Het klinkt misschien middeleeuws, maar aan het begin van deze eeuw was dit voor ons een effectieve manier om de waterkwaliteit in een sloot in ons gebied te meten.
Waterkwaliteit meten
We stopten toen 'gewoon' een heleboel watervlooien in een potje met een gaasdeksel en hingen dat in het oppervlaktewater. Als de vlooien na een week nog leefden, was er niks aan de hand. Maar waren ze dood, dan zat er gif in de sloot. We deden dan op die plek meer onderzoek om vervuilers op te sporen.
Tegen 2010 was de waterkwaliteit in Delfland zodanig verbeterd dat onze watervlooien iedere test overleefden. Daarom stopten we met deze proef. Natuurlijk bleven we wel met andere methoden controleren of er bestrijdingsmiddelen in onze sloten zaten en namen we maatregelen om de waterkwaliteit in ons gebied verder te verbeteren: waterkwaliteit is zelfs het belangrijkste thema in het coalitieakkoord van ons huidige bestuur.
Werken aan KRW-doelen
Deze maatregelen namen (én nemen) we ook vanwege de Kaderrichtlijn Water, die sinds 2000 van kracht is. Daarin staat dat de kwaliteit van alle Europese wateren, dus ook die in ons gebied, uiterlijk in 2027 zo goed moet zijn dat vissen, amfibieën, insecten (en daarmee ook watervlooien!) en waterplanten zich er thuis kunnen voelen.
We hebben in Delfland al veel stappen gezet, maar onze wateren voldoen nog altijd niet aan de KRW-eisen. Om de waterkwaliteit in ons gebied écht duurzaam te verbeteren, moeten we nog veel meer doen. Wij als waterschap, maar ook inwoners, gemeenten, bedrijven en andere partijen in ons gebied. Alleen als we samenwerken, kunnen we in Delfland een ecologisch gezond en robuust watersysteem creëren.
“Hoe houden we ons gebied leefbaar als de temperatuur en zeespiegel stijgt? Als het weer steeds extremer wordt?” Dat is een vraag die we van eeuw tot eeuw niet hoefden te beantwoorden. Maar 735 jaar na onze oprichting staan we voor de taak om het dichtbevolkte en versteende Delfland aan te passen aan het veranderende klimaat. En dat is één van de grootste uitdagingen in ons bestaan.
Een klimaatbestendig gebied maken
Want we krijgen vaker te maken met extreme hoosbuien die wateroverlast kunnen veroorzaken en met bloedhete zomers waarin het langdurig droog is. We zien de zeespiegel stijgen, de bodem dalen, de grond verzilten en ons gebied steeds verder verstedelijken. Daarom werken we aan maatregelen om ons laaggelegen gebied ‘klimaatbestendig’ en ‘waterrobuust’ te maken.
Dat doen we door onze dijken en duinen te verhogen én te verstevigen. Door gebieden zo in richten dat we er in natte tijden water op kunnen slaan. En door afspraken te maken met andere waterschappen zodat we in droge tijden toch voldoende zoet water hebben, bijvoorbeeld uit het Brielse Meer. Ook onderzoeken we hoe we afvalwater nog beter kunnen zuiveren, bijvoorbeeld door medicijnresten eruit te halen. Op die manier kunnen we het schonere water terugbrengen naar ons systeem van sloten, meren en kanalen.
Water en bodem leidend bij ruimtelijke keuzes
Het zijn allemaal goede oplossingen, maar om Delfland ook in de toekomst veilig en bewoonbaar te houden, is het daarnaast noodzakelijk dat water en bodem leidend blijft als het Rijk ruimtelijke keuzes maakt.
Zelf klimaatverandering beperken
Maar we doen meer dan ons gebied voorbereiden op weersextremen: we zetten ons ook in om verdere klimaatverandering te beperken. Het is ons doel om vanaf 2025 energieneutraal te zijn en uiterlijk in 2050 klimaatneutraal. Die ambitie realiseren we bijvoorbeeld door energie te besparen, groen gas te produceren, zonnepanelen te installeren op onze zuiveringen, mee te werken aan windenergieprojecten en door steeds minder CO2 uit te stoten.
Terwijl het klimaat verandert, blijven we doen we waar we al sinds 1289 goed in zijn: vastberaden ons gebied beschermen… én beheren. We spelen steeds opnieuw in op veranderingen in ons gebied, op nieuwe technische mogelijkheden en op belangrijke maatschappelijke ontwikkelingen. Want zo kunnen we onze leefomgeving ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar houden.
“Hoe we Delfland van eeuw tot eeuw veilig en leefbaar houden? Door steeds opnieuw in te spelen op kleine en grote veranderingen in ons gebied, op nieuwe technische mogelijkheden, op belangrijke maatschappelijke ontwikkelingen.” Dat klinkt wellicht eenvoudig. Maar dat was – en is – het niet.
Want nu we onze regio willen voorbereiden op de gevolgen van klimaatverandering, moeten we als waterschap ook een nieuwe positie innemen als we met inwoners, gemeenten, bedrijven en andere partijen praten over de inrichting van ons gebied.
Druk op beperkte ruimte in Delfland
Want om Delfland ook in de toekomst bewoonbaar te houden, kunnen we niet langer alléén vertrouwen op onze complexe, technische oplossingen om plotselinge piekbuien op te vangen of langdurige droogtes te weerstaan. De druk op de beperkte ruimte in ons deel van Nederland is daarvoor simpelweg te groot: er zijn in onze regio locaties nodig voor nieuwe woningen, de energietransitie, de landbouw en de natuur.
Wij willen er daarom voor zorgen dat er bij het realiseren van al die ambities óók genoeg ruimte voor water gecreëerd wordt: ‘water en bodem leidend laten zijn bij ruimtelijke keuzes’, noemen we dat ook wel. Alleen dan kunnen alle ruimtelijke plannen realistisch en robuust worden uitgevoerd. En zal onze laaggelegen en dichtbebouwde regio beter voorbereid zijn op de gevolgen van droogte, extreme hoosbuien, verzilting, bodemdaling en zeespiegelstijging.
Nota Ruimte beïnvloeden
En als we nu samen investeren in toekomstbestendige keuzes, dan zadelen we toekomstige bewoners niet op met overlast en schade door weersextremen. De euro’s die we daar als maatschappij nu aan uitgeven, verdienen we op een later moment terug omdat we mogelijke ellende hebben weten te beperken. Daarom proberen wij, samen met andere waterschappen en de provincie, de Nota Ruimte van het Rijk te beïnvloeden, zodat water en bodem daarin gewaarborgd blijven als leidend principe.