Rivierkreeften: onderzoek en maatregelen
Het aantal exotische rivierkreeften in Nederland is de afgelopen jaren flink gestegen. Rivierkreeften kunnen negatieve effecten hebben op de waterkwaliteit, de waterveiligheid, de biodiversiteit en de beleving van het water. Zij vormen een risico voor onze kerntaken en voor het behalen van onze doelen, waaronder die voor de Kaderrichtlijn Water.
Schade aan het watersysteem
De rode Amerikaanse rivierkreeft graaft holletjes en tunnels in waterbodems en oevers. Soms graaft deze kreeft ook een stukje in een dijk of bij een stuw, waardoor lekkage kan ontstaan. Door het graven brokkelen oevers af of spoelen weg. De grond die naar de watergang spoelt, zorgt voor extra toename van bagger. Daarmee komen ook weer nutriënten vrij die je vanwege de waterkwaliteit niet in het water wil hebben. Verder is bekend dat rivierkreeften met hun scharen waterplanten wegknippen, waardoor troebele watergangen ontstaan en er weinig soorten overblijven. Dat gaat uiteindelijk ten koste van de biodiversiteit in de leefomgeving.
Veelgestelde vragen
Je kunt hiervoor de verspreidingskaart raadplegen.
Rivierkreeften mag je niet zomaar vangen. Op dit moment mogen alleen beroepsvissers met een speciale toestemming de exoten vangen met fuiken of kreeftenkorven. Sportvissers mogen alleen met een hengel op rivierkreeften vissen. Als de hengelsportvereniging het volledig visrecht heeft, mogen ze ook meegenomen worden. Gebruik daarvoor een goed afsluitbare emmer, zodat je de dieren niet onbedoeld verspreidt. Het is verboden om de rivierkreeften in ander water uit te zetten, dan waar ze gevangen zijn. Rivierkreeften leggen honderden eitjes per keer, dus het verplaatsen van één kreeft kan al voor een nieuwe populatie zorgen.
Dat hangt vooral van de soort af. Er zijn vele soorten kreeften in de wereld, met allerlei verschillende manieren van graven. Sommige zitten altijd in een diep hol op het land, dat tot het grondwater reikt. Andere graven juist bijna nooit en zitten in het oppervlaktewater.
De rode Amerikaanse rivierkreeft, die bij ons veel voorkomt, zit daar tussenin. Hij graaft vrij forse gangen, vooral in oevers, maar is daarnaast veel actief in het oppervlaktewater en kruipt zelfs het land op. De ervaring leert dat de Amerikaanse rivierkreeft graaft als de mogelijkheid er is.
Dit heeft meerdere redenen:
- Dat doen ze vooral om in te kunnen schuilen. Vaak overdag omdat ze juist ‘s nachts meer actief zijn buiten hun hol
- Als ze eitjes hebben om die te beschermen
- ‘s Winters om zich tegen de kou te beschermen
Kreeften graven niet voor de lol, want het kost veel energie. Het aantal en omvang van de holen is dus afhankelijk van het aantal kreeften. Een hol kan wel meer dan een meter diep de oever in gaan en blijft rond de grondwaterspiegel. Soms heeft een hol kleine openingen die recht omhoog gaan voor de ventilatie.
Een beschadigde oever is redelijk goed te herkennen. Het is lastiger om te achterhalen wat de oorzaak is van de schade. Dit kan bijvoorbeeld komen omdat de beschoeiing in slechte staat is. Het kan ook zijn dat andere gravers actief zijn geweest op dezelfde plek (bijv. muskusratten) en dat er nu kreeften zitten.
Op deze foto zie je een beschadigde oever door kreeften. Bij aanwezigheid van kreeften zijn er vaak ook kreeftresten op de kant te vinden. Dit zijn resten zoals scharen die reigers en ooievaars achterlaten.
Op de pagina ‘rivierkreeften: onderzoek en maatregelen’ staan een aantal tips voor de oeverbescherming van watergangen. Als er sprake is van een onbeschoeide oever met afkalving dan kan het profiel weer hersteld worden in combinatie met het aanplanten van oeverplanten. Als de watergang voldoende breed is dan kan in sommige gevallen een strook met oeverplanten blijven staan door het toepassen van natuurvriendelijk maaien. Ook beschoeide oevers kunnen profijt hebben van een strookje oeverplanten in het water. Kijk voor meer informatie over natuurvriendelijk maaien op: Natuurvriendelijk maaien met de Ecokleurenkoers.
Neem contact op met Delfland als er behoefte is aan advies.
Landelijke aanpak rivierkreeften
De aanpak van uitheemse rivierkreeften is belegd bij het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). In de taskforce ‘Aanpak Uitheemse Rivierkreeft’ werkt LNV samen met het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, de koepels Interprovinciaal Overleg, Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen aan een landelijke aanpak.
Creatieve ideeën
Die mogelijk kunnen bijdragen aan het tegengaan van rivierkreeften door leerlingen van het MARIS college Den Haag.
Wat doet Delfland?
Opstellen beleid
In 2020 is een Beleidsnota Exoten opgesteld waarin is opgenomen hoe wij de verspreiding en schade van exotische rivierkreeften willen voorkomen. Naast rivierkreeften zijn in deze nota ook andere exotische dieren en planten opgenomen die in ons gebied voorkomen.
Meer informatie over de beleidsnota exoten
Uitvoeren onderzoeken
Delfland ondervindt schade van exotische rivierkreeften en onderzoekt daarom hoe we de kreeften kunnen aanpakken. Voor dit onderzoek werken we nauw samen met partners. Delfland nam het initiatief voor twee onderzoeksprojecten, die we uitvoeren met het ministerie van LNV, Unie van Waterschappen, de Provincie Zuid-Holland, Stichting EIS Kenniscentrum Insecten, Wageningen University & Research (WUR) en in afstemming met de collega-waterschappen en gebiedspartners.
Spoor 1: Verkenning mitigerende maatregelen
In dit onderzoek gaan we ervanuit dat de rivierkreeft niet meer uit ons water weggaat. We onderzoeken of er maatregelen zijn waardoor oevers, dijken en stuwen beter bestand zijn tegen het graafgedrag van deze dieren. De kennis die we hierover hebben, vind je via deze webpagina terug.
Spoor 2: Afvangpilot en ontwikkeling innovatief vangtuig
In spoor 2 kijken we hoe we de kreeften kunnen vangen zonder onbedoelde bijvangsten. Daarnaast voeren we een meerjarige afvangpilot uit. Hiermee willen we een belangrijke bijdrage leveren aan het oplossen van het kreeftenprobleem. We sluiten hiermee aan bij onder andere de Unie van Waterschappen en de Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer (STOWA). STOWA stelt dat intensief vangen met het zo natuurlijk mogelijk inrichten van het watersysteem op dit moment de beste oplossing is.
Mitigerende maatregelen
Er zijn maar weinig gerichte onderzoeken uitgevoerd naar het effect van maatregelen specifiek tegen het graven van kreeften. De oplossingsrichtingen op deze pagina zijn bedoeld als inspiratie en kunnen in de loop der tijd worden aangepast als daar aanleiding voor is. Het toepassen van bepaalde oplossingen geschiedt op eigen risico.
Natuurlijke oever
Voor de oeverzone zijn de 2 meest toegepaste vormen van oeverbescherming weergegeven.
Natuurvriendelijke oever (voorkeursoplossing)
Een natuurvriendelijke oever is een oever waarin waterplanten de mogelijkheid krijgen om zich te vestigen. Een flauw aflopende oever heeft de voorkeur omdat dit de meeste variatie geeft voor oever-en waterplanten en minder kans op afkalven.
Een bijkomend voordeel van natuurvriendelijke oevers is dat deze bijdragen aan een betere waterkwaliteit en biodiversiteit op het land en in het water. In een natuurlijk ingerichte watergang is de kans groter is dat er zich ook natuurlijke vijanden van de rivierkreeft vestigen Enkele natuurlijke vijanden van kreeften zijn: reigers, meeuwen, meerkoeten, baars, paling en snoek. Een nadeel van dit type oever is dat er vrij veel ruimte nodig is.
- Kreeftwerende vermogen: Hoog (STOWA-rapport)
Harde oever
Beschoeiing
Een traditionele houten beschoeiing bestaat uit houten schotten met om de zoveel meter een paal die dieper de grond in gaat. Aan de landzijde van de schotten zit meestal een gronddoek. Dit om te voorkomen dat de grond wegspoelt. Kreeften zijn in staat om onder beschoeiingen door te graven. Daarnaast kan een beschoeiing al enkele jaren na aanleg kieren en spleten gaan vertonen. Kreeften maken gebruik van deze ruimtes en kunnen zich zo alsnog achter de beschoeiing vestigen waardoor er in de loop der tijd verzakkingen kunnen ontstaan en uitspoeling van grond naar het water. Als de keuze toch valt op een beschoeiing plaats de schotten dan minimaal 30cm in de waterbodem.
- Kreeftwerende vermogen: Gemiddeld (mits voldoende diep aangebracht)
Damwand en kademuren
Damwandconstructies zijn er in vele vormen en materialen. Ten opzichte van beschoeiingen sluiten de damwandplanken vrijwel naadloos op elkaar aan, waardoor een ondoordringbare muur ontstaat tussen water en land. Als deze planken diep genoeg de waterbodem in gaan (30 cm of meer) dan kunnen kreeften geen gangen meer graven richting de oever. Kademuren zijn vaak gemetselde muren van steen en tref je vooral aan in stedelijk gebied. Mits voldoende diep aangebracht, zijn ook kademuren ondoordringbaar voor kreeften.
- Kreeftwerende vermogen: Hoog
Stuwen
Een stuw reguleert het peil in een peilgebied. Bij veel stuwen loopt er water over de stuw wat plaatselijk een zuurstofrijke omgeving creëert. Zuurstofrijk water lijkt een aantrekkelijke omgeving te zijn voor rivierkreeften. De kreeften gaan nabij een stuw in de oever graven. Deze gangenstelsels kunnen op den duur een lekkage veroorzaken om de stuw heen. Een lekkage om een stuw heen noemen we ook wel een ‘achterloopse stuw’.
Voor de bouw van nieuwe stuwen hanteert Delfland een standaard stuwontwerp. De damwand haaks op de oever wordt, indien mogelijk, minimaal 1 m doorgezet in de kant. Voor het verdichten van de grond rond de damwand is het verstandig om kleiachtige grond toe te passen. Mochten er in de loop der tijd gangenstelsels worden ontdekt dan kan de grond worden aangestampt waardoor de gangenstelsels worden ingedrukt. Aanvullend kan gedacht worden aan het aanbrengen van beschoeiing in de zone rondom een stuw. Het onderwatertalud kan indien nodig beschermd worden met een blokkenmat.
- Standaard ontwerp stuwconstructie (Beleidsregels kunstwerken in wateren)
Dijken
Voor het herstellen van lekkages in dijken wordt meestal een kleikist aangebracht. Een kleikist is een sleuf in de kade waarin vette klei wordt aangebracht. Vette klei alleen zal niet voldoende zijn om het graven van kreeften te voorkomen. Daarom is het advies om, voorafgaand aan het vullen van de sleuf, een ondoordringbaar materiaal (gaas of doek bijv.) aan te brengen in de sleuf.