Droogte, watertekort en verzilting
Warm en weinig regen
Bij zonnig weer en hoge temperaturen kan er veel vocht verdampen. In Nederland bouwt zich in de zomer een neerslagtekort op, dat wil zeggen dat de verdamping hoger is dan de regen die valt. Aanvoer van water vanuit de grote rivieren is dan nodig, al neemt de rivierafvoer bij droogte vaak ook af.
Gegevens van het KNMI
Het KNMI laat ons weten hoe veel neerslag en verdamping er is. Zo bepalen we de droogte. Dat noemen we ‘het neerslagtekort’. Sinds 2016 hebben we ook een nieuwe manier om droogte te bepalen: de SPEI-index. Dat is de verhouding van hoeveel regen er minder valt ten opzichte van het langjarig gemiddelde. De afkorting SPEI is een internationale term: Standardized Precipitation and Evapotransporation Index. Elk jaar op 1 april starten we met deze droogtemetingen.
Tijdens droogte houdt Delfland het waterpeil, de waterkwaliteit en de condities van de dijken nauwkeurig in de gaten. We zijn voorbereid op droogte in de toekomst, omdat we als gezamenlijke overheden ver vooruitkijken. Ook bereiden we ons voor op veranderende omstandigheden met bijvoorbeeld het Deltaplan Zoetwater, onderdeel van het Nationale Deltaprogramma. Hiervoor is kennis en uitvoerende kracht nodig, en dat gebeurt in het Deltaprogramma. Als waterbeheerders hoort het uiteraard bij ons werk om in te spelen op nieuwe situaties. Met aanvullend onderzoek en innovaties bereiden we ons voor op de toekomst, bijvoorbeeld door oplossingen te vinden voor slimme verdeling van het water, betere wateropslag en hergebruik van effluent.
We kunnen watertekort niet voorkomen, daarom bereiden we het watersysteem voor op watertekort door op tijd water van buiten het gebied aan te voeren. Delfland houdt bij de inrichting van het watersysteem rekening met voldoende doorstroming van het water. Over het algemeen kan er, ook tijdens langdurige droogte, voldoende water worden aangevoerd om het oppervlaktewater op peil te houden.
Te weinig water en te zout water
De problemen door droogte verschillen per regio. In het westen van Nederland is normaal gesproken genoeg zoetwater, doordat er water via de rivieren kan worden aangevoerd. Delfland kan gebruikmaken van zoetwater vanuit het Brielse Meer. Dit is water uit de rivieren (Rijn en Maas). Maar als de aanvoer vanuit de rivieren terugloopt, stroomt er meer zout water vanuit zee Nederland binnen. Te zout water is slecht voor de landbouw en de natuur.
Slechtere waterkwaliteit
Aanhoudende droogte heeft invloed op de kwaliteit van het water. Hierdoor kunnen een aantal problemen opspelen:
- Meer zout in het water
- Blauwalg of botulisme in het water
De hoge zandgronden in het oosten en zuiden van het land zijn voor hun watervoorziening vaak volledige afhankelijk van regen. Daarom zijn daar de grootste watertekorten. De natuur lijdt daar onder de droogte en de waterkwaliteit verslechterd door zuurstofloos water. Het ecosysteem wordt daardoor aangetast. Er zijn dan meer meldingen van vissterfte, botulisme en blauwalg. In Zeeland en in Groningen kan door de droogte ook schade aan funderingen optreden. Ook bij Delfland verslechtert de waterkwaliteit. Dit komt vooral door de hogere temperatuur van het water. Dit kan onder meer vissterfte, botulisme en blauwalg veroorzaken.
- Voorkomen van meer klimaatverandering. Dit moet vooral door energie te besparen.
- Als waterschappen wekken we zelf steeds meer energie op, door bijvoorbeeld biogas terug te winnen uit afvalwater en zonnepanelen te plaatsen op onze terreinen.
- Het beperken van de schade van klimaatverandering. Dat betekent in ons geval het versterken van de dijken en de inrichting van Nederland op sommige plekken veranderen om water beter op te vangen.
Normaal neerslagprotocol
Als er veel regen wordt verwacht, laten wij normaal gesproken uit voorzorg het waterpeil zakken. We doen dit op basis van de weersverwachtingen die we krijgen van Meteo Group. Hiervoor gebruiken we een zogenoemd neerslagprotocol.
Ander protocol bij droogte
Het aangepaste neerslagprotocol zorgt dat water niet onnodig wordt afgevoerd uit een gebied als zoet water schaars is. Met het aangepaste protocol houden wij extra rekening met de mogelijkheid dat de regenbui misschien niet valt of onvoldoende is om het water aan te vullen. Als het al langere tijd niet heeft geregeld, kan de grond minder water opnemen, en stroomt het sneller de sloot in. Als er dan hevige neerslag wordt verwacht is het ondanks de droogte nodig om voor te malen.
Download het aangepaste neerslagprotocol droogte 2018 (pdf, 111 kB).
Dat kan en gebeurt ook. Zo hebben tuinders in ons gebied hun eigen waterbuffers. Ook in de ondergrond kan water worden opgeslagen en hergebruikt. De ondergrondse waterbuffer bij Sparta vangt het regenwater op van het stadion en de naastgelegen parkeerplaats. Als particulier kun je dit op kleine schaal ook doen met een regenton in de tuin of door een tuinvijver aan te leggen waar nog extra water in kan worden opgevangen.
Water uit andere gebieden
Delfland kan water laten binnenstromen in het gebied. Dat water komt uit het Brielse Meer en uit de Nieuwe Maas, of uit het gebied van het Hoogheemraadschap van Rijnland. Door de watersystemen (sloten, vaarten en kanalen) vol te laten lopen zorgen we dat het waterpeil goed blijft.
De Nieuwe Maas
De aanvoervoorziening uit de Nieuwe Maas is in 2018 in gebruik genomen. Daarbij hoeven we water niet te verpompen zoals bij Brielse Meer. Deze aanvoer is dus duurzamer. Bij aanhoudende droogte kan er verzilting optreden in de Nieuwe Maas. Dan gaat deze inlaat dicht en halen we water uit het Brielse Meer.
Het Brielse Meer
Een vier kilometer lange leiding brengt vanuit het Brielse Meer zoet water naar het gemaal Westland in Hoek van Holland. Hier wordt het water via de verschillende vaarten en sloten verdeeld over het gebied. Als er meer water nodig is, kan Delfland dat aanvoeren vanuit het Hoogheemraadschap van Rijnland.
Amsterdam-Rijnkanaal
Bij aanhoudende droogte kan door de waterbeheerders in West-Nederland water vanuit het Amsterdam-Rijnkanaal en de Lek worden aangevoerd. Deze KWA (Klimaatbestendige Water Aanvoer) wordt dan in werking gesteld (de laatste keer dat dat gedaan is was in 2018).
Een tekort aan voldoende schoon water in sloten en vaarten kan invloed hebben op de waterkwaliteit. Een slechte waterkwaliteit is nadelig voor de natuur en voor bedrijven die water onttrekken zoals de glastuinbouw. Het kan voorkomen dat er vanuit de omgeving of vanuit de bodem te veel voedingsstoffen in het water terecht komen. Of dat zout kwelwater vanuit de bodem omhoog komt. Door vers water van een andere plek binnen te laten stromen, spoelen we het water van slechtere kwaliteit weg. Dit schone water is normaal gesproken voldoende beschikbaar. Alleen bij extreme droogte kan er een tekort ontstaan. Dit komt niet vaak voor.
Water verdelen
Als er meer vraag is naar water dan aanbod, dan is er een watertekort. Dan moet het beschikbare water worden verdeeld, want er is niet meer genoeg voor iedereen. Om het water bij watertekort te verdelen zijn afspraken gemaakt in een verdringingsreeks. Daar staat welke waterbestemmingen voorrang krijgen op anderen.
De verdringingsreeks en de regionale afspraken zijn tot stand gekomen op basis van landelijke regels, onderlinge afspraken en akkoorden. Hierin heeft iedereen met een belang in water een stem gehad en zijn alle keuzes nauwgezet afgewogen.
Bij watertekorten passen waterbeheerders de verdringingsreeks toe voor de verdeling van het zoete water dat beschikbaar is. Er is een watertekort als de vraag naar water voor de waterbestemmingen groter is dan het aanbod van water van een geschikte kwaliteit. Een watertekort ontstaat sluipenderwijs. De beoordeling of er sprake is van een watertekort in een beheergebied ligt bij de waterbeheerder. De verdringingsreeks is wettelijk vastgelegd en bestaat uit vier categorieën. Als er onvoldoende water is gaat het beschikbare water eerste naar categorie 1, dan naar categorie 2, en zo verder. Bekijk het figuur om de verschillende functies te zien.
Doordat de rivier de Rijn minder water aanvoert, stroomt bij vloed het zoute zeewater verder in de Nieuwe Waterweg dan normaal. Hierdoor neemt het zoutgehalte toe, dit heet verzilting.
Dit verzilte water kan bij het openen van sluizen ook het gebied van Delfland binnenkomen. Dat is niet goed voor de waterkwaliteit. Daarom houden wij steeds goed in de gaten of het water niet te zout wordt. Wanneer dat gebeurt, dan zetten we het gemaal aan en pompen we het zoute water weer naar de Nieuwe Maas.
Delfland en de andere waterschappen in kustgebieden bekijken dagelijks de verzilting van het oppervlaktewater. Als het nodig is, nemen we maatregelen om toenemende verzilting vanuit zee tegen te gaan. Samenwerken met de buur waterschappen is daarbij belangrijk. We spoelen bijvoorbeeld het watersysteem door met zoetwater uit het Brielse Meer. Via de Kleinschalige Wateraanvoer kunnen we zelfs zoetwater inlaten vanuit het Amsterdam-Rijnkanaal. Indien nodig overleggen we met de sluiswachters om het schut regime aan te passen, zodat er minder zout water binnenkomt bij het openen van de sluizen.