1200 tot en met 1700
‘We moeten on-mid-del-lijk aan de slag met het onderhoud van onze duinen!’. Die urgentie zullen onze voormalige collega's in 1515 zeker gevoeld hebben, nadat stormvloeden in 1509 en 1514 grote stukken van de zeewering wegsloegen bij Scheveningen, Ter Heijde en ’s-Gravenzande.
Stevig helmgras planten
Het onderhoudsplan dat snel daarna tot stand kwam, was simpel: we gingen de duinen verstevigen door jaarlijks een deel te beplanten met helmgras. Stevig spul met lange wortelstokken, dat tegen harde wind, stuivend zand en zout water kon en tot een meter per jaar groeide. Bovendien moesten houten beschoeiingen en kades de afslag van de duinen bij stormen verhinderen, bedachten we. Het resultaat? De stormvloeden van 1530 en 1552 veroorzaakten opnieuw grote schade aan onze zeewering. En de Allerheiligenvloed van 1570 verwoestte bijna heel Scheveningen.
Effectief stenen strandhoofd
Toch bleven we van eeuw tot eeuw helmgras planten om onze duinen steviger te maken. Daarnaast zochten we naar andere manieren om onze zeewering robuuster te maken. In 1791 bouwden we bijvoorbeeld voor het eerst een stenen strandhoofd. Dat stond dwars op de kust, ging ver de zee in en moest voorkomen dat zand bij hoog water wegstroomde naar diepe gedeelten. Het bleek een heel effectief middel om strandafslag tegen te gaan. Sinds dat jaar plaatsten we 68 hoofden langs de Delflandse kust. Bij Hoek van Holland zijn er inmiddels acht onder het zand verdwenen, maar onze duinen zijn steviger dan ooit.
Duinen voor zeespiegelstijging
Natuurlijk hebben we door de jaren heen ook nieuwe duinen aangelegd en het strand versterkt door er zand op te spuiten. Sinds 2011 kijken we met de zandmotor, voor de kust van Ter Heijde, of de natuur ook zelf voor kustversterking kan zorgen. Voor de toekomst denken al na hoe we ervoor kunnen zorgen dat onze duinen ook een eventuele zeespiegelstijging van vijf meter aan kunnen. Daar zetten we alle kennis voor in die we sinds de zestiende eeuw verzamelden.
‘De prachtige tuinen van mijn geliefde landgoed Honsholredijk wil ik regelmatig kunnen voorzien van vers, zoet Maaswater!’ Vanuit deze behoefte heeft Delfland in 1676 opdracht gegeven tot de bouw van de Oranjesluis in de Maasdijk. Op kosten van de eigenaar van het landgoed, Zijn Hoogheid Prins Willem III, stadhouder van Holland, later koning van Engeland.
Water proeven: zoet of zout?
Niet alleen voor de deftige tuinen en gaarden, ook voor de opkomende tuinbouw had men behoefte aan vers, zoet water. Om er zeker van te zijn dat er bij het openen van de sluis zoet Maaswater zou binnenstromen, moest bepaald worden op welke plek het zoute zeewater overging in zoet water. Zo gebeurde het dat de Hoogheemraden van Delfland in een roeibootje de Maas op gingen om hoogst persoonlijk ‘t water aan alle oorden te proeven.
De onderzoekers kwamen tot de slotsom dat het water tot voorbij het Amersgat zoet genoeg was voor de tuinen van Zijne Hoogheid Prins Willem III. Dit leidde tot de bouw van de Oranjesluis en een spuisluis bij het Amersgat: een kreek door het buitendijkse gebied van de Nieuwlandse polder en de Oranjepolder. Uiteindelijk bleek het water toch te zout en werd de Oranjesluis vanaf 1888 alleen nog maar gebruikt voor het afvoeren van water via de Oranjesluis naar de Nieuwe Waterweg.
Meer glas, sneller afvoeren
In de periode vlak na 1900 werd de moderne kas op grote schaal geïntroduceerd in het Westland. Al snel werd ongeveer driekwart van het tuinbouwgebied met kassen bedekt. Door de verharding van het gebied, kon regenwater op veel plekken niet de grond in zakken. Dus moest het water afgevoerd worden, dóór de krappe Oranjesluis. Een bottle-neck...
Delfland heeft de waterafvoer enorm verbeterd: door in 1965 boezemgemaal Westland te bouwen (met een huidige capaciteit van 1440 kuub per minuut) en door in 2005/2006 het Oranjekanaal te verbreden en de capaciteit van de Oranjesluis te vergroten. Hierdoor kan Delfland tegenwoordig 17.000 liter water per seconde uit het Westland afvoeren in plaats van 3.000!
‘Nu we officieel het Hoogheemraadschap van Delfland mogen besturen, moeten we dat ook goed doen.’ Dat moeten onze heemraden (die later in de veertiende eeuw hoogheemraden zouden gaan heten) rond 1400 gedacht hebben. Dus gingen ze aan de slag met het opstellen van regels (keuren, in waterschapstaal), zagen ze toe dat die werden nageleefd en dat overtreders werden gestraft. Ook voerden de eerste hoogheemraden inspecties aan waterwerken uit en gaven ze opdracht om dijken te bouwen of te herstellen.
Middeleeuws besturen
Klinkt erg professioneel allemaal, maar dat ‘goed besturen’ ging nog wel op z’n middeleeuws en niet zo democratisch: zevenhonderd jaar geleden werd ons bestuur gevormd door lieden van gegoede komaf, die tot in de zestiende eeuw zelf nieuwe bestuursleden kozen. Mensen zonder land, kleine boeren en pachters mochten zich niet bemoeien met het waterschapsbestuur.
Steeds meer invloed
In de eeuwen die volgden, kregen bewoners van het gebied dat Delfland beheert (ingezetenen, in waterschapstaal) steeds een beetje meer invloed op het waterschap. Eerst via een systeem van indirecte verkiezingen: grondeigenaren, huiseigenaren, gemeenteraden en het bedrijfsleven mochten toen de algemeen bestuurders van een waterschap kiezen.
Direct stemmen
Nadat in 1992 de Waterschapswet werd ingevoerd, konden de bewoners van Delfland (en andere waterschappen in Nederland) in 1995 voor het eerst direct stemmen op het grootste deel van het algemeen bestuur. Een kleiner deel bestond uit ‘geborgde zetels’ (vaste zetels) voor de agrarische sector, bedrijven en beheerders van natuurterreinen. In 2014 veranderde d verkiezingen opnieuw: de waterschapsverkiezingen worden voortaan via de Kieswet geregeld en op dezelfde dag gehouden als de Provinciale Statenverkiezingen.
Verandering in samenstelling
Niet alleen de opzet van de verkiezingen veranderde van eeuw tot eeuw, ook de samenstelling van het algemeen bestuur wijzigde. In 2023 werd het aantal geborgde zetels voor de agrarische sector en natuurbeheerders verkleind, terwijl bedrijven hun vaste zetels volledig kwijtraakten.
Algemeen en dagelijks bestuur
Het algemeen bestuur, dat bestaat uit dertig leden van verschillende politieke partijen en groeperingen, stelt het beleid vast en controleert de uitvoering ervan. Het dagelijks bestuur, dat bestaat uit de dijkgraaf, vier hoogheemraden en de secretaris-directeur, is verantwoordelijk voor de voorbereiding en uitvoering van dat beleid.
Op de pagina's over ‘Ons bestuur’(opent in nieuw venster) lees je hoe ons waterschap tegenwoordig bestuurd wordt.
Zelf klimaatverandering beperken
Maar we doen meer dan ons gebied voorbereiden op weersextremen: we zetten ons ook in om verdere klimaatverandering te beperken. Het is ons doel om vanaf 2025 energieneutraal te zijn en uiterlijk in 2050 klimaatneutraal. Die ambitie realiseren we bijvoorbeeld door energie te besparen, groen gas te produceren, zonnepanelen te installeren op onze zuiveringen, mee te werken aan windenergieprojecten en door steeds minder CO2 uit te stoten.
Blijven beschermen en beheren
Terwijl het klimaat verandert, blijven we doen we waar we al sinds 1289 goed in zijn: ons gebied beschermen… én beheren. We spelen steeds opnieuw in op veranderingen in ons gebied, op nieuwe technische mogelijkheden en op belangrijke maatschappelijke ontwikkelingen. Want zo kunnen we onze leefomgeving ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar houden.
In 1408 reisden de hoogheemraden van Delfland naar Alkmaar om een nieuwe technische uitvinding te bekijken. Toen zij daar een van de eerste Nederlandse poldermolens in werking zagen, wisten ze meteen: ‘Dit moeten we ook hebben. Met zo’n molen kunnen we ein-de-lijk het teveel aan water uit onze laaggelegen polders wegpompen.’ Want dat was door maaivelddaling steeds moeilijker geworden in ons gebied.
Waterstand beheersen
Vijf jaar later, in 1413, stond onze eerste poldermolen in Schipluiden. De volgende molens in Delfland werden rond 1440 gebouwd langs de Schie en waren bedoeld om de ambachten Berkel, Pijnacker, Hof van Delft en Vrijenban te bemalen. In de loop van de vijftiende eeuw verschenen nog meer molens in ons landschap. Als het waaide, maalden de schepraden of vijzels van de molens het overtollige water omhoog, de polder uit, richting een hoger gelegen rivier of kanaal. Zo konden we voor het eerst de waterstand in ons gebied beïnvloeden.
Water vasthouden
Molens bleven honderden jaren lang het belangrijkste hulpmiddel om onze polders droog te malen, tot gemalen die taak vanaf de 19e eeuw overnamen. Tegenwoordig zetten we onze gemalen niet alleen in voor het afvoeren van water uit Delfland, maar juist ook voor het vasthouden van water in ons gebied. Dat wordt steeds belangrijker nu onze zomers door klimaatverandering steeds droger worden: in die periodes kunnen we dat extra water goed gebruiken. En de vertrouwde poldermolens die nu nog in Delfland staan? Die doen hun werk nog net zo goed als in de vijftiende eeuw.
‘Alleen als we samenwerken, kunnen we onze dijken onderhouden. En onze polders beschermen tegen overstromingen’. Zoiets moeten de mensen in ons gebied in de dertiende eeuw al gedacht hebben. Ze woonden zevenhonderd jaar geleden nog in een moerasachtige omgeving, die regelmatig onder water stond. Uit noodzaak ontstonden kleine waterschapjes die samen verantwoordelijk waren voor het afvoeren van water. Dat gebeurde via sluizen in de Maasdijk: die belangrijke kering beschermde bewoners toen nog tegen het water uit de Maas en uit de zee.
Officieel begin
Uiteindelijk werden ‘De Geestambachten’ ten westen van Delft en ‘De Zeven Ambachten’ ten oosten van Delft samengevoegd. Zo ontstond op 8 september 1289 het Hoogheemraadschap van Delfland. Op die dag tekende graaf Floris V de oorkonde die we beschouwen als het officiële begin van ‘ons’ waterschap. Onze taken, vanaf dat moment: het schouwen van waterwerken, het spreken van recht in waterstaatsaangelegenheden en het vaststellen van keuren. In zo’n keur stonden de regels die we hanteerden bij de bescherming van waterkeringen, watergangen en gemalen.
Zorg voor water
Zo ontstond een bestuursvorm die in de 21ste eeuw nog steeds de zorg heeft voor het water in ons gebied. En… dat zorgen voor water doen wij nog altijd samen, ook dat veranderde in 735 jaar niet. Met bewoners, gemeenten, bedrijven en een heleboel andere partijen houden we Delfland nog altijd bewoonbaar. Precies zoals onze voorouders in de dertiende eeuw ook al deden.