1700 tot en met het heden
Afvalwater zuiveren. Dat werd pas na 1970 een officiële opdracht van Delfland. Eerder in de 20ste eeuw was dat nog de taak van gemeenten. En in de eeuwen voor 1900 loosden inwoners en fabrieken hun behoeftes, etensresten en andere rommel ‘gewoon’ direct op het water. Dat daardoor behoorlijk vervuild was. En erg stonk.
Water schoonmaken met ambities
‘Nu we het afvalwater mogen gaan schoonmaken, gaan we dat ook serieus aanpakken. Zoals we dat van eeuw tot eeuw ook met al onze andere taken doen.’ Met die uitgesproken ambitie nam Delfland in de jaren zeventig van de vorige eeuw de afvalwaterzuiveringsinstallaties en rioolgemalen van de gemeenten in ons gebied over. En bouwden we een installatie in Vlaardingen: AWZI de Groote Lucht.
Zuiveren voor 1,25 miljoen inwoners
In de jaren die volgden, verbeterden we onze zuiveringsprocessen voortdurend. Met alle opgedane kennis bouwden we begin deze eeuw de afwaterzuiveringsinstallatie Harnaschpolder, in Den Hoorn: dat is nog altijd een van de grootste AWZI's van Europa. Anno nu maken we op onze vier zuiveringen dagelijks het afvalwater schoon van onze 1,25 miljoen inwoners én de 40.000 bedrijven die in ons gebied gevestigd zijn.
735 jaar waterschapkennis in een project
Omdat het aantal inwoners en bedrijven in Delfland blijft groeien, en omdat de AWZI de Groote Lucht al veertig jaar oud is, werken we in Vlaardingen aan een nieuwe afvalwaterzuivering. In dat project komt 735 jaar van onze waterschapkennis en -ervaring samen. Het stelt ons in staat om een hypermoderne zuivering te bouwen die tot in de verre toekomst het afvalwater schoner zal maken dan ooit.
"Hoe we checken of er bestrijdingsmiddelen in ons oppervlaktewater zitten? Gewoon, met watervlooien." Het klinkt misschien middeleeuws, maar aan het begin van deze eeuw was dit voor ons een effectieve manier om de waterkwaliteit in een sloot in ons gebied te meten.
Waterkwaliteit meten
We stopten toen 'gewoon' een heleboel watervlooien in een potje met een gaasdeksel en hingen dat in het oppervlaktewater. Als de vlooien na een week nog leefden, was er niks aan de hand. Maar waren ze dood, dan zat er gif in de sloot. We deden dan op die plek meer onderzoek om vervuilers op te sporen.
Tegen 2010 was de waterkwaliteit in Delfland zodanig verbeterd dat onze watervlooien iedere test overleefden. Daarom stopten we met deze proef. Natuurlijk bleven we wel met andere methoden controleren of er bestrijdingsmiddelen in onze sloten zaten en namen we maatregelen om de waterkwaliteit in ons gebied verder te verbeteren: waterkwaliteit is zelfs het belangrijkste thema in het coalitieakkoord van ons huidige bestuur.
Werken aan KRW-doelen
Deze maatregelen namen (én nemen) we ook vanwege de Kaderrichtlijn Water, die sinds 2000 van kracht is. Daarin staat dat de kwaliteit van alle Europese wateren, dus ook die in ons gebied, uiterlijk in 2027 zo goed moet zijn dat vissen, amfibieën, insecten (en daarmee ook watervlooien!) en waterplanten zich er thuis kunnen voelen.
We hebben in Delfland al veel stappen gezet, maar onze wateren voldoen nog altijd niet aan de KRW-eisen. Om de waterkwaliteit in ons gebied écht duurzaam te verbeteren, moeten we nog veel meer doen. Wij als waterschap, maar ook inwoners, gemeenten, bedrijven en andere partijen in ons gebied. Alleen als we samenwerken, kunnen we in Delfland een ecologisch gezond en robuust watersysteem creëren.
“Hoe houden we ons gebied leefbaar als de temperatuur en zeespiegel stijgt? Als het weer steeds extremer wordt?” Dat is een vraag die we van eeuw tot eeuw niet hoefden te beantwoorden. Maar 735 jaar na onze oprichting staan we voor de taak om het dichtbevolkte en versteende Delfland aan te passen aan het veranderende klimaat. En dat is één van de grootste uitdagingen in ons bestaan.
Een klimaatbestendig gebied maken
Want we krijgen vaker te maken met extreme hoosbuien die wateroverlast kunnen veroorzaken en met bloedhete zomers waarin het langdurig droog is. We zien de zeespiegel stijgen, de bodem dalen, de grond verzilten en ons gebied steeds verder verstedelijken. Daarom werken we aan maatregelen om ons laaggelegen gebied ‘klimaatbestendig’ en ‘waterrobuust’ te maken.
Dat doen we door onze dijken en duinen te verhogen én te verstevigen. Door gebieden zo in richten dat we er in natte tijden water op kunnen slaan. En door afspraken te maken met andere waterschappen zodat we in droge tijden toch voldoende zoet water hebben, bijvoorbeeld uit het Brielse Meer. Ook onderzoeken we hoe we afvalwater nog beter kunnen zuiveren, bijvoorbeeld door medicijnresten eruit te halen. Op die manier kunnen we het schonere water terugbrengen naar ons systeem van sloten, meren en kanalen.
Water en bodem leidend bij ruimtelijke keuzes
Naast technische oplossingen moeten we ook strategische keuzes maken over hoe we de beschikbare ruimte gebruiken. Onze maatregelen om piekbuien op te vangen en droogte te weerstaan zijn waardevol, maar niet voldoende om Delfland ook in de toekomst veilig en bewoonbaar te houden. De ruimte in onze regio is schaars en wordt steeds intensiever gebruikt voor woningbouw, energietransitie, landbouw en natuur.
Daarom is het essentieel dat water en bodem leidend zijn bij ruimtelijke keuzes. Alleen zo kunnen we realistische en robuuste plannen maken die onze laaggelegen en dichtbebouwde regio beter beschermen tegen droogte, extreme neerslag, verzilting, bodemdaling en zeespiegelstijging.
“Een grote kaart waarop we alle dijken, polderkaden, sluizen, boezemkanalen, polderwatergangen, molens en bruggen in ons gebied kunnen zien. Wat zou het handig zijn om die te hebben,” mijmerde een commissie van hoogheemraden van Delfland in 1701. Nog datzelfde jaar gaven ze de gebroeders Jacob en Nicolaes Kruikius daarom de opdracht een grote kaart van ons beheergebied te maken.
Uiterst gedetailleerd kunstwerk
De broers, landmeters en tekenaars, gingen aan de slag. En na tien jaar van ambachtelijk meten en tekenen was ‘hun’ kaart van het ‘'t Hooge Heemraedschap van Delflant’ klaar. Ze presenteerden een kunstwerk bestaande uit 25 gegraveerde kaartbladen, met een totale afmeting van 230 x 280 cm, in een schaal van 1:10.000. De uiterst nauwkeurige én gedetailleerde Kruikiuskaart, gemaakt met de beperkte middelen van toen, overtrof daarmee alle andere waterschapskaarten die in de 17de en 18de eeuw in Nederland gemaakt werden.
Schat aan gegevens bewaard
We koesterden onze waardevolle kaart vervolgens van eeuw tot eeuw. Zo bewaarden we een schat aan gegevens over de indeling van ons beheergebied in de 18de eeuw. Via een interactieve kaart(opent in nieuw venster) op onze website is de situatie van toen te vergelijken met die van nu. Wat opvalt: de hoofdstructuur van onze sloten, vaarten en waterkeringen is eigenlijk al honderden jaren nauwelijks veranderd.
Vanwege een verbouwing was de Kruikiuskaart een tijd lang gearchiveerd, maar sinds 2019 hangt het origineel weer in de Collegekamer van ons Gemeenlandshuis (ofwel: ons hoofdkantoor) in Delft.
“Zullen we de vooruitgang andermaal omarmen? En de trouwe windmolens in ons gebied vervangen door moderne stoomgemalen?” Over dat dilemma hebben onze bestuurders gedurende de 19e eeuw meermaals gesproken. Want zo’n stoommachine, de uitvinding waarmee ooit de industriële revolutie begon, had veel voordelen. Maar de bouw van zo’n apparaat was ook heel erg duur, vonden ze.
Geen wind maar stoom
Toch bouwde Delfland tussen 1864 en 1868 zijn eerste stoomgemaal: het Stoomgemaal Van der Goes, bij de Vijfsluizen in Schiedam. Niet veel later, zo rond 1875, stonden er al zeventien stoomgemalen in ons gebied. Voordeel daarvan: de polders met zo’n modern gemaal konden zodra de sluizen opengingen hun water de boezem in pompen. De polders met een windmolen moesten nog steeds wachten tot het ging waaien.
En hoewel we voorzichtig waren met veel geld uitgeven, bouwden we van eeuw tot eeuw meer én andere gemalen. Na de stoomgemalen stapten we over op diesel- en elektrische gemalen. Deze konden nog meer water wegmalen en waren eenvoudiger qua bediening.
Nieuwe, onzichtbare gemalen
Om de waterhuishouding in ons gebied optimaal te blijven managen, vernieuwden we in de loop van de 20ste en 21ste eeuw onze bestaande gemalen. Ook bouwden we een heleboel nieuwe exemplaren die bijna onzichtbaar zijn in ons landschap. Tegenwoordig beheren we ‘ons’ water met 8 boezemgemalen en 170 poldergemalen.
Hebben we daarmee alle trouwe windmolens in ons gebied vervangen? Niet volledig. We hebben nog steeds 2 ‘oude’ exemplaren die mee kunnen helpen om overtollig water in de boezem te pompen.